Wiskundeleraren Djouke Deutekom van het Cals College en Margriet Hooijman van het Revius Lyceum bedachten de Groen/Blauw/Paars-methode waarbij leerlingen zelf bepalen op welke manier ze les willen krijgen.
Toepassing
De wiskundeleraren hebben de lesmethode toegepast in vwo-bovenbouwklassen, maar het kan ingezet worden bij verschillende vakken, voor alle niveaus en leerjaren. Differentiëren met kleuren wil zeggen: leerlingen bepalen, afhankelijk van de kennis die ze al hebben, zelf op welke manier ze les willen krijgen.
Hoe werkt het?
Voorafgaand aan de les maken de leerlingen hun huiswerk en lezen ze van een nieuwe paragraaf de theorie door. Bij binnenkomst in de klas gaan ze aan de slag met de zogenaamde ‘starter’ die op het bord staat. We gaan in onderstaande voorbeeld uit van een bovenbouwklas, voor de onderbouw zal alleen A en eventueel B voldoende zijn.
Deze starter bevat de volgende vragen:
- A) Een herhaling van de vorige les
- B) Een vraag over de nieuwe theorie
- C) Een toepassingsvraag over de nieuwe theorie
Kleur bekennen
Zodra de leerlingen klaar zijn, bespreekt de docent de starter klassikaal. Afhankelijk van hoe het ging, bepalen de leerlingen met welke kleur ze aan de slag gaan:
Groen – De leerling kiest voor uitleg over de nieuwe theorie en het klassikaal oefenen van de bijbehorende opdrachten.
Blauw – De leerling kiest voor korte uitleg over de nieuwe theorie en gaat in een groepje aan de slag met het huiswerk.
Paars – De leerling gaat meteen zelfstandig of in een groepje aan het werk met de nieuwe theorie. Hij/zij geeft aan de uitleg van de nieuwe theorie niet nodig te hebben.
Bekijk de video van het Cals College
Aan de slag
Als iedereen een kleur heeft gekozen zal er van plek gewisseld moeten worden, zodat leerlingen individueel of in homogene groepjes aan de slag kunnen gaan. De afbeelding boven dit artikel geeft een mogelijke indeling van het lokaal. Omdat de leerlingen die voor ‘groen’ hebben gekozen zich concentreren op de uitleg van de docent, is het van belang dat de andere leerlingen in stilte of fluisterend werken. Als docent kun je rondlopen in de klas om te kijken hoe het bij de groepjes gaat en eventueel korte vragen beantwoorden.
Herhalen hoofdstuk
Mocht je de Groen/Blauw/Paars-methode gebruiken voor het herhalen van een hoofdstuk, dan kun je de ‘starter’ overslaan. Leerlingen bepalen in dat geval zelf (aan de hand van hoe het hoofdstuk ging) bij welke kleur ze zich voegen.
Controle en reflectie
Aan het einde van de les controleer je het leerdoel. Dit doe je door de leerdoelen klassikaal te bespreken, een afsluitende (kleine) opdracht te geven of de leerlingen zelf met leerdoelen te laten komen. Waarbij het belangrijk is dat de verschillende groepjes op één lijn zitten met wat er die les is geleerd. Ook reflecteer je om de zoveel lessen de methode. Hebben leerlingen moeite met het kiezen van een kleur? Wat vinden ze van hun eigen werkhouding? Zijn ze tevreden over het resultaat?
Top volgens leerlingen:
“Ik vind het prettig om uitgebreid uitleg te krijgen, door bij ‘groen’ te gaan zitten voel ik mij niet bezwaard om vragen te stellen.”
“Iedereen kan zo op zijn/haar eigen niveau werken.”
“Soms kies ik aan het begin van de les de verkeerde kleur, het is dan gelukkig geen probleem om tijdens de les van kleur te veranderen.”
Valkuilen volgens leerlingen:
“Ik vind het kiezen van een groepje soms lastig.”
“Voor mijn gevoel zijn ‘blauw’ en ‘paars’ bijna hetzelfde.”
“Als ik alles begrijp behalve één klein dingetje, weet ik niet goed bij welke kleur ik moet gaan zitten.”
“Soms kies ik de groep, die mijn vriendinnen ook kiezen.”
Groen:
Blauw:
Paars: